Teksten - Lila Cortina


 zusje

zusje wil je weten waar ik dikwijls aan denk?
zusje luister, dit is een geschenk
ik zag amandelbomen bloeien
wel duizend in een vallei
ik dacht de hemel, zusje ik dacht, de hemel
roze bloesems troffen mij, zo onverwacht
en voor mijn ogen lag
een verborgen paradijs, diep in mij
een verborgen paradijs, diep in mij

zusje wil je weten wat ik nog heb gezien
in jouw tuintje van nog geen tien op tien
zag ik jou tussen wel duizend potjes bloemen
en al de poezen zo blij
ik dacht de hemel, zusje alweer de hemel
ze troffen mij, de bloemen en de poezen en jij
zo speels als een kind, als het zondagskind in mij
diep in mij
als het zondagskind in mij, diep in mij

zusje, ik weet dat je met niemand praat
je lacht verlegen als men jou iets vraagt
niemand spreekt met minder woorden dan jij 
niemand die liever zwijgt
in jouw hart wonen jouw poezen
in dat van mij, een vallei vol eeuwige bloesems
en kijk, daar komt het licht op, daar komt het 
licht op
lieve zusje van mij,
daar komt het witte licht op, lieve zusje van mij
diep in mij, diep in mij




morfeus

'k lag in de armen van Morfeus
en was op weg naar Budapest
'k kreeg een lift net buiten Wenen
van een meisje in een Mercedes
ze toonde mij haar navel
en de bergen in het noorden
de zoute zee in 't zuiden, als was ik Mozes
ze ging open
'k lag in de armen van Morfeus
op blote voeten naar Cadzand
in Lapscheure stopt een Tsjechische Trabant
twee Poolse vissen vragen mij in gebroken 
Nederlands
wil je met ons zwemmen, we zijn op weg
naar een strand

ach mijn beste god Morfeus
laat mij dromen iedere nacht
geef mij een frisse kop voor elke nieuwe dag
want als je hele nachten wakker ligt
worden je hersenen zo moe
je zorgen veel te groot en da's niet goe
nie goe voor 't kopke

'k lag in de armen van Morfeus, in een hangmat
het was nacht
miljoenen sterren aan de hemel
ik zag veel meer wit dan zwart
en toen kwam de ochtend gloren, met een kolibrie
zo'n helikoptervogel, hij zoog de nectar tot in 
mijn fantasie

ach mijn beste god Morfeus
mijn klein Griekje van de nacht
geef mij een frisse kop voor elke nieuwe dag
want als je hele nachten wakker ligt
worden je hersenen zo moe
je zorgen veel te groot en da's niet goe
nie goe voor 't kopke




vreemd

de dag ruikt weer naar regen
naar die wolkbreuk in jouw hoofd 
ik kan je niet meer volgen naar jouw zin 
is ‘t goed, of fout, weet ik niet, maar ’t is vreemd

de nacht in tot half zeven
met wie is om het even
gestreeld door mooie meisjes niettemin
is ’t goed, of fout, weet ik niet, maar ‘t is vreemd

wat moet ik dan beginnen, moet ik jou dan verzinnen? 
jij, het lot dat ik nooit had vermoed
wie kan jou winnen? jij bent al die godinnen
jij, jij bent bitter-zoet

de stap naar verder leven
dwalen tot het dwaallicht dooft
hier een bloem en daar een eenzaam bed 
is ’t goed, of fout, weet ik niet, maar ’t is vreemd

waar spoel ik aan, aan welke kust?
in volle zee vind ik geen rust
je daagt aan elke horizon
kyrie eleison




casino van Oostende

bij het casino van Oostende
aan de rand van mijn land
komen de woorden voor vandaag
ze sluipen door mijn hand
langs het casino van Oostende
als vliegers in de wind
waaien de woorden voor vandaag
ik volg ze, ik volg, ik volg ze als een kind

de parachutistjes, ze komen eraan
briefjes van goden zonder naam
komen ze bij mij? ik zie ze zo graag
’t zijn de woorden, ’t zijn de woorden
minnaressen voor vandaag

boven ’t casino van Oostende
landen ze zachtjes op mijn blad
soms zoute druppel, schot in de roos of in een lach
daar bij ’t casino van Oostende
openen mensen een nieuwe eeuw
ik doe geen wensen want ik geeuw

bij het casino van Oostende
sterren verzuipen in de nacht
wordt het een eeuw zonder ellende?
zonder absinth en Marie-Jeanne?




want jij ging weg

ik heb wel heel lang zitten wachten
‘k heb zitten wachten tot je toch niet kwam
nu schuim ik de straat van lichte meisjes
jij, jij ziet me toch niet staan
de neon flikkert in de wonde
de stank van de stilettobaan
nee moeder kijk niet, nee moeder kijk niet,
ze heeft me zot gemaakt

en alles is gezegd onder de maan
je hart liet los, ik liet het gaan, 
jij was niet voor mij, ik niet voor jou
de dageraad bracht ons geen zon
we zagen niet wat er nog kon
ik was geen Romeo, ik had het zo koud, 
want jij ging weg, want jij ging weg

waarom denk ik dat je huilt?
ik was een dorp en jij een stad
met een traan lijm je geen liefde
mijn hart is geen Stalingrad
je kan jezelf blijven bedriegen
een rolletje in een klucht
je kan jezelf blijven beliegen
wil ik je nog terug?




Simona

Simona, Simona martelares
Simona, Simona middelares
je wil niet met mij vliegen
kom dan bij mij zitten in de tuin
vertel nog eens van de jaren 
van liefde en fortuin
van liefde en fortuin
Simona

Simona, Simona mama
Simona, liefste van papa
veel te vroeg verloren
alle dagen aan gedacht
ik zie nog altijd in jouw ogen
dat hij ergens op jou wacht
dat hij ergens op jou wacht
Simona

vrouw van weinig woorden
portootje op zondag
vrouw van Scheldeboorden
maar die foto van je meisjeslach
daar aan de zee
ik denk in Heist met jullie twee
ik denk in Heist Simona




de koningin van Spanje

de koningin van Spanje en Columbus
Cleopatra en Marcus Antonius
lachen met wat staat er op de doos
samen rimpels krijgen heeft iets moois

want rumba, tango, wals en foxtrot
cha cha, dans je met z’n twee
we draaien al eeuwen rond elkaar
tot morgen schat, auf Wiedersehen
in je hoofd dans je alleen

in haar blik een vermoeden van gevaar
ach hij heeft schouders als een evenaar
aan de oevers van de Nijl of in Krimpen aan de Lek
we hebben allemaal een blinde vlek

water, vuur, zon en regen
eb en vloed, niets houdt ons tegen
we draaien al eeuwen rond elkaar
het verdict valt als een steen
in je hoofd dans je alleen

want rumba, tango, wals en foxtrot
cha cha, dans je met z’n twee
we draaien al eeuwen rond elkaar
het verdict valt als een steen
in je hoofd dans je alleen




melkwitte morgen

en de wind waait wolken weg
en ik wil daarboven zijn
en de wind waait wolken weg
en ik wil daarboven zijn

en de zon die weet niet
en de zon die weet niet
en de zon die weet niet
dat ze soms eens verdwijnt

en een kind zaait onderweg
en het wil een wonder zijn
en een kind zaait onderweg
en het wil een wonder zijn

en de wonde weet niet
en de wonde weet niet
en de wonde weet niet
dat ze morgen verdwijnt

en de wind waait wolken weg




onder stroom

een engel ziet me en volgt me op m’n vlucht
er zit een engel tussen mij en blauwe lucht
durft hij me vertellen dat ik hier verloren loop
tussen wil en tussen droom
altijd onder stroom 

een vuur onder m’n voeten
drijft me driftig voort
ik ben een man tussen het vuur in en de zon
zal ik verschroeien nog voor ik ergens kom
zeg me nu, zeg me waarom
sta ik altijd onder stroom

‘k zie de herten lopen 
‘k ben net zo bang als zij
Johannes wil me dopen
want dan komt het goed met mij
maar wat doe ik met mijn vleugels?
hang ik ze aan een boom?
ik neem geen speed of coke
toch sta ik altijd onder stroom




salvador

Julie blies ronde wolkjes door haar lippen
die gingen vliegen in een zachte bries
op Itaparica, in Cacha Pregos
zochten we samen naar de kers in Martini’s

Julie zei ik zag wel duizend blauwe visjes
die samen vlogen boven het water
ik zag z’als regendruppels landen
in de oceaan, twee tellen later

kom met mij mee naar Salvador
naar de oude binnenstad
naar de Pellorinho, capoeira, dansen, heel de nacht
kom met mij mee naar Salvador
maar er was geen boot die dag
en op een eiland is dat overmacht

boven ons hoofd, een dak van licht
we rookten en we dronken, aten kokos en zelf gevangen vis
de kleine beer zocht naar zijn plek
ja sterren kampen daar wel meer met plaatsgebrek

refrein +
kom met mij mee naar Salvador
naar de oude binnenstad
naar de Pellorinho, capoeira, dansen, heel de nacht
kom met mij mee naar Salvador
maar er was geen boot die dag
ja zelfs in de hemel is het ook weer wat
maar hemel mag ik zeggen wie ik mis?
’t is Julie, die nu zelf een wolkje is





klein konijn

ik breng je fijne worteltjes, iedere dag
en de koffie zal er staan
we gaan samen naar de cinema, de zondag
en ik werk mijn leven lang
met een stille lach, ook de zaterdag

mijn klein konijn, kom terug mijn hart doet pijn
kom spring in mijn refrein, en zing nog eens je melodie
ze klonk zo fijn, zoals jij ze zong
op het puntje van je tong
en asjeblief, vergeet me niet

en ik bouw ons een nieuw huis, met een groot bad
waarin je kleine konijntjes wast
ik vertel een mooi verhaal, iedere nacht
maar op een dag vlak na ’t ontbijt
kies jij het hazenpad, naar de konijnenstad

lieve lieve lieve lieve klein konijn
ik wil weer jouw rammelaar zijn




los van onze schelp

liefde meet zich niet in uren
samen in een slot
ze krijgt geen adem tussen muren
ze volgt het liefst haar eigen kuren, haar eigen lot
in een hemel of een hel
vroeg of laat moet het gebeuren
je kruipt uit je schelp

eens je groot bent, word je klein
je weet niet waar je moet zijn
alweer in een station
alweer een trein
die naar een vage liefde leidt 
in een hemel of een hel
vroeg of laat moet het gebeuren
je kruipt uit je schelp

moeder hoor je mij nog schreeuwen? 
of moeder, zit je al te ver?                         
moeder hoor je mij nog schreeuwen? 
los van onze schelp                                

moeder jouw weg was niet de mijne
ik ben nog altijd op de dool 
en je beeld wordt telkens kleiner
woon ik nog altijd in jouw oog?
ik was je parel, jij mijn schelp
nu kijkt de tijd zo onbewogen
alsof het bloeden is gestelpt