Teksten - Het wonder is volbracht

 
hemel

ben jij ooit al
ben jij ook al
in de hemel geweest?
als bij toeval
kwam hij er gisteren voorbij 

ik had net die laatste bocht gemist
omdat ik sliep
heel even sliep
mijn zwaar gevoel werd uitgewist
ik was zo licht als een vloeitje
ik kon haar niet meteen herkennen
maar ze draaide kalm naar mij
ze kwam zo dicht in blauw en wit
en toen voelde ik haar huid
we bleven samen
in een eindeloze val
en niets liet toen vermoeden
dat er een landing zou zijn
iemand schudde aan mijn schouder 
ik was droevig
’t was voorbij
‘k kon niet bewegen
ook al wou ‘k het
en ik voelde ook geen pijn




nee mijn lief

nee nee nee ne nee mijn lief
ik dacht alleen aan jou
nee nee nee nee nee mijn lief
ik dacht alleen aan jou
jou
jou

en jij die dacht dat ik langs de Schelde
in het lange gras
de wolkjes telde en ze dan liet zweven
of bij het plukken van een mirabel
al begon te dromen van hoe zoet ze wel
zou zijn van ‘t buitenleven

en jij die dacht dat ik wou vluchten
met een krop in de keel
naar waar mijn grootvader mijn eerste stappen leidde
of op het dak wou kruipen van het konijnenhok
om te ruiken aan grootmoeders jasmijnen

en jij die dacht dat ik maar wat zei
toen ik lag te ijlen
dat de wereld nog platter is dan vóór Pythagoras
dat ik het liefst van al steil bergop
zou blijven rijden
mijn hoofd nog lichter dan edelgas




aan het graf van Gerard Reve 

aan het graf van Gerard Reve
daar in Machelen aan de Leie
kon ik maar geen tranen vinden
kwam er eentje ’t was een blije
omdat ik hem gevonden had
in een graf tussen de graven
dicht bij Medard en bij Remi
dicht bij Julien et ses amis

aan het graf van Gerard Reve
hoor ik de rode kiezels kraken
hoor ik mijn eigen zacht geprevel
reutelen tussen mijn kaken
op het kerkhof sterft het streven
van het grootste individu
hier staat ten dode op een graf geschreven
ik hield van U

aan het graf van Gerard Reve
na een tochtje met de fiets
kwam ik in Machelen aan de Leie
ik dacht aan van Egters Frits
en nu sta ik hier te mijmeren
wat zou het mooi zijn en ook straf
ooit op een zomeravond met mijn fiets
te rijden naar mijn eigen graf 




Maria kom bij mij   

Maria kom bij mij
mijn trotse ziel brak al veel te lang geleden
Maria kom bij mij
‘t kussen aan mijn voeten is leeg
Maria kom bij mij
de nachten zijn koud
en mijn bloed stroomt weg in beken
Maria kom bij mij
lieve vrouw

mijn gewaden branden aan de horizon
mijn woord raakt niet eens aan lagerwal
gedwongen leven als kameleon
tuimelaar in vrije val

 Maria kom bij mij
alleen doe ik niets
alleen jij kan mij vergeven
Maria kom bij mij
de narren zijn gevlucht
Maria kom bij mij …

mijn gewaden branden aan de horizon
mijn woord raakt niet eens aan lagerwal
hoor het geweeklaag van mijn laatste prooi
Maria kom
de ezel balkt
Maria kom bij mij…




pour toujours 

 iemand zei tegen mij
zie je die vrouw daar staan?
ze woont alleen aan een rivier
ik verlang al zolang naar haar
ik zag de vrouw
zij zag mij
net wat ik wou
het werd tijd
die avond zelf nog in haar huisje
speelden we samen kat en muisje 

en al was het op een diefje
hartediefje
op je bedsprei van velours
ik nam jou als mijn liefje
madeliefje
pour toujours
pour toujours
pou pou pou pou pou pour toujours

ik schreef een briefje met jouw vulpen
vroeg in de ochtend al naar ‘t werk
ik kom terug
en als ik terug ben
dan doen we ’t zelfde van daarnet
als een rozeblaadje aan een draadje
dat mijn hersenspin gesponnen heeft
fladder jij in mijn hart
de hele dag overal mee 

heel af en toe denk ik nog eens
aan die man die tot me zei:
zie je die vrouw daar staan?
ja meneer
ik zag mijn vrouw daar staan




ça va mon ami  

 soms ben ik bang dat ze mij komen halen
maar ça va mon ami
ik weet niet waarheen
aan wie moet ik het vragen?
maar ça va mon ami
als ze komen
pak ik ze bij de keel 

‘k hoor het stormen in mijn blaren
maar ça va mon ami
de molenwiekers en de tollenaren
ze blijven mij zoeken mon ami
maar mijn schatten zitten in mijn hoofd

soms voel ik mij als een verdwaalde kogel
maar ça va mon ami
in de veren van een opvliegende vogel
maar ça va mon ami
ooit wandel ik weg uit de woestijn
ooit wandel ik recht naar waar ik moet zijn

’t is oorlog in het huis van de vrede
maar ça va mon ami
en soms zijn er dagen dat het binnenregent
maar ça va mon ami
dan dweil ik met een smartlap

mijn zonnebloemen draaien wel eens weg van de zon
maar ça va mon ami
ik lach nog tranen uit eigen bron
dus ça va mon ami
ooit wandel ik weg uit de woestijn
ooit wandel ik recht naar waar ik moet zijn

soms ben ik bang dat ze mij komen halen
maar ça va mon ami
soms ben ik bang dat ze mij komen halen
maar ça va mon ami




was je een meisje 

was je een meisje dan was ik een jongen
was je een wijsje dan had ik jou al gezongen
was je een traantje dan had ik jou al geweend
was je een kusje
ja dan wou ‘k er wel een

 was je een druppeltje
nee dan was je geen regen
was je een druppeltje
ja dan was je wel dauw
dan liep ik elke ochtend op mijn blote voeten
door die heerlijkheid van jou

was je een bloem dan had ik jou al geplukt
of nee dat zou dom zijn
’t einde van mijn geluk
o bloemetje bloei toch voor altijd
o bloemetje bloei voor mij

was je een zon dan ging je nooit onder
was je een wolkje dan was ik blauwe lucht
was je een witje
je weet wel zo’n vlinder
dan fladderd’ik door de zomer met jou 

was je een meisje dan was ik een jongen
was je een wijsje dan had ik jou al gezongen
was je een traantje dan had ik jou al geweend
was je een kusje
ja dan wou ‘k er wel een
was je een kusje
ja dan wou ‘k er wel een




de breker

ik heb een hart gebroken
en ik voel dezelfde pijn
als het hart dat is gebroken
hoe kon ik de breker zijn?
ik had een kans geroken
om te reizen door ’t heelal
maar van tussen sterren lopen
word je blind voor de val

maar één keer in een storm
maar één ontspoorde dans
maar even tussen sterren lopen
volledig uit balans

ik zoek een draad om op te nemen
‘k kan hier niet blijven in het rood
de zwaartekracht is opgeheven
laat me niet los, laat me niet los




Notarisstraat

ik was achttien en ik sprong op de trein
ik wou naar Gent om bij mijn liefje te zijn
op haar kot in de Notarisstraat
leerden wij hoe je samen naar de hemel vaart
zondagnamiddag en door het raam scheen
de winterzon op onze lichamen inéén
tot in het geschemer van de halve maan
lichtjes uit en zachtjesaan

’s avonds laat op de trein naar huis
sprak ik tot mijn vader in het Opperhuis:
vader op je ster of waar je ook bent
‘k heb een meisje leren kennen 
op haar kot in Gent
ze is zo lief want ze vroeg naar jou
haar vader woont nu samen met zijn tweede vrouw
in Nieuw-Zeeland 
daar aan de andere kant
ja een beetje zoals jij 
daar aan de andere kant

weet je vader dat ik zelfs jouw stem niet ken?
toen je nog leefde was ik nog zo klein
maar vandaag werd je kleine jongen groot
nee we denken nog niet aan de weken 
van het witte brood
want we zijn achttien en we schuilen nog maar pas
in het eerste jaar van de liefdesklas
ja we zijn achttien en we schuilen nog maar pas 
in het eerste jaar van de liefdesklas

ja we zijn achttien en we schuilen nog maar pas
in het eerste jaar van de liefdesklas
en we plooien ons dubbel voor ons baccalaureaat
op ons favoriete kot in de Notarisstraat




luister liefje  

luister liefje ik ben nog altijd zot van jou
wil me niet vergeten want hier buiten is het koud
laat me weer binnen
weer binnen in je hart
luister liefje we gaan samen in bad
we weken alle wondjes weg die je ooit had
ik zal ze likken
ik zal ze likken als een vacht
ik zal ze likken
tot het wonder is volbracht

ook zonder ringen aan de vinger
ademt de toekomst voor ons twee
de donder trekt weg
de maan is rond
en er blinkt weer goud in onze mond
gaan we weer samen zingen?

luister liefje ik zal ook luisteren naar jou
naar alles wat je mij toefluistert en vertrouwt
kom laat me binnen
liefste in het diepste van je wil
kom laat me binnen
liefste in je tent
kom laat me binnen
in wie je werkelijk bent

ook zonder ringen aan de vinger
ademt de toekomst voor ons twee
de donder trekt weg
de maan is rond
en er blinkt weer goud in onze mond
doen we weer van die dingen?

luister liefje
luister liefje
luister liefje
luister liefje ik ben nog altijd zot van jou




de rommelmarkt 

lai lai lai lai lai la….

mannetje loopt met vrouwtje 
samen over straat
ze gaan naar de rommelmarkt
dat doet vrouwtje graag
mannetje koopt een boekentas
een boekentas van leer
vrouwtje vindt een warme jas
de winter komt alweer
en “De voorstad groeit” van Boontje
en De Wilde zijn “Vogelenzang 5”
en dan drinken ze een portootje
weten met hun geluk geen blijf 

lai lai lai lai lai la….

of ze zoeken een cadeautje
voor als het kleinkind komt
of zij neemt hem in het ootje
als ze op haar neus een vingerhoedje toont
kijk een oude kader voor die tekening van Flynn
of voor die foto die je nam van het nieuwe gezin
ja hun zoon ging weg bij Rita
ondertussen al een jaar of vijf
hij woont nu samen met Barbara
kom een tweede porto kan er nog wel bij
vrouwtje zet de vingerhoed nog eens op haar neus
mannetje schiet weer in een lach
hij heeft geen keus

lai lai lai lai lai la….

en met “De voorstad groeit” van Boontje
en met De Wilde zijn “Vogelenzang 5”
lopen ze opgetogen die zondagmiddag weer naar huis

lai lai lai lai lai la….




in secula seculorum     

mijn stil kirrende duifje
met je prikkelende kuifje
mijn tomeloze kikkertje
mijn binnen- en buitenwippertje
mijn navelputjedrankje
mijn beeldig godzijdankje
mijn honneponnezonneke
mijn smoutegeile nonneke
van de tipjes van je tenen tot je altijd goeie muts 
loopt een lijntje dat je zeker weten 
stiekem hebt ontfutseld van een meester
zeg het mij 
zeg het mij
zeg het mij: in secula seculorum
zeg het mij: in secula seculorum

mijn duivel in een dozeke
met je hartje toch zo brozeke
mijn altijdbrandend lichtje
mijn kuierend gedichtje
mijn weemoedig Jerommeke
mijn sensibel bommeke
mijn seduisante dobbelaar
mijn minnestreel van huid en haar
van de tippen van je tenen tot het topje van je muts
zing je zinderende zinnen die je
stiekem hebt ontfutseld van een meester
oh zeg het mij
ja zeg het mij
toe zeg het mij: in secula seculorum
zeg het mij: in secula seculorum

met je knap parmantig smoeltje op dat stoeltje 
aan de tafel tegenover mij in een dansende rij
van lichtjes op de kaarsen in de kandelaars 
rond de brandewijn
of liggend in een hoek met een boek
op een kussen lekker tussen warme poezen
die spinnen en me buiten zinnen brengen van verlangen 
om met jou het zotje uit te hangen 
oh zeg het mij
zeg het mij
toe zeg het mij: in secula seculorum
oh zeg het mij: in secula seculorum 
zeg het mij: in secula seculorum